Pestprotocol
Pestprotocol
Pestprotocol basisschool Op de 10 Bunder
Waarom een pestprotocol?
Basisschool “Op de 10 Bunder” wil haar kinderen een veilig pedagogisch klimaat bieden, waarin zij zich harmonieus en op een prettige positieve wijze kunnen ontwikkelen. Het is belangrijk om een duidelijk en helder beleid te hebben waar alle betrokkenen op kunnen terugvallen in voorkomende gevallen.
Pedagogisch klimaat
Natuurlijk is het beter om pesten te voorkomen door het scheppen van een goed pedagogisch klimaat en daar gaat dan ook in eerste instantie de aandacht naar uit. De leerkrachten bevorderen deze ontwikkeling door het scheppen van een veilig klimaat in een prettige werksfeer in de klas en op het schoolplein.
In veruit de meeste gevallen lukt dit door de “omgangsregels” (basisafspraken op schoolniveau) verschillende keren per schooljaar aan te bieden en deze regelmatig te actualiseren. Deze omgangsregels worden aangevuld met de groepsregels die de leerkracht samen met zijn leerlingen in de eerste 3 weken van het schooljaar maakt. Deze regels worden als een officieel document door de leerlingen van de groep ondertekend.
Het maken van deze groepsregels sluit aan op het eerste thema van de methode Leefstijl. Leefstijl is onze methode voor sociaal-emotionele vorming voor groep 1 t/m 8.
Gedurende het jaar kunnen de groepsregels aangevuld worden of extra onder de aandacht gebracht worden, naar aanleiding van voorvallen in de groep. De omgangsregels hangen in iedere groep op een centrale plek, met daaronder de regels die de leerkracht samen met zijn leerlingen gemaakt heeft. Daarnaast zijn de regels op een aantal plaatsen in het schoolgebouw duidelijk zichtbaar opgehangen.
Stimuleren van een positief klimaat in de groep
Goed gedaan- en complimentencultuur
Het gewenste gedrag willen wij versterken door het geven van complimentjes. Een complimentje geeft de leerlingen de uitdaging om hetzelfde gedrag nog eens te vertonen. Leerlingen die dit complimentje niet gekregen hebben, worden gemotiveerd om gewenst gedrag te vertonen. Deze goed gedaan cultuur geeft de leerlingen zekerheid, duidelijkheid en zelfvertrouwen. Dit zorgt voor een gevoel van veiligheid.
“stop” doosje en ‘dank je wel’ doosje in de groepen 3 t/m 8 ( ‘het brievenbusje’ )
In de groep 3 t/m 8 hanteren we een ‘stop’ en ‘dank je wel’ doosje. In dit doosje kunnen leerlingen of de groepsleerkracht een briefje schrijven over omgaan met elkaar. Ervaringen die ze zelf meemaken, gezien hebben van anderen, enz.
Vaste afspraak is dat er geen namen genoemd worden van leerlingen. Regelmatig worden deze doosjes geleegd door de groepsleerkracht. Deze maakt een keuze welke brieven besproken worden, bijvoorbeeld in een groepsgesprek of tijdens de leefstijllessen.
Ons pedagogisch uitgangspunt is dat alle kinderen met elkaar moeten leren omgaan.
Dat leerproces loopt meestal vanzelf goed, maar het kan ook voorkomen dat een kind in een enkel geval systematisch door anderen wordt gepest. Dan kan een kind zodanig in de knoop komen met zijn schoolomgeving, dat de omgangregels en de regels in de groep niet meer voldoende veiligheid bieden en daarmee de gewenste ontwikkeling onderbreken.
In een dergelijk geval is het van groot belang dat de leerkracht onderkent dat er een ernstig probleem in zijn of haar groep is. In een klimaat waarin het pesten gedoogd wordt, worden ook de pedagogische structuur en de veiligheid daarin ernstig aangetast. Dat is een niet te accepteren en ongewenste situatie.
Dit protocol is een vastgelegde wijze waarop we het pestgedrag van leerlingen in voorkomende gevallen benaderen. Het biedt alle betrokkenen duidelijkheid over de impact, ernst en ook specifieke aanpak van dit ongewenste gedrag.
Begripsomschrijvingen
Plagen en pesten, wat is daar het verschil tussen?
We spreken over plagen wanneer leerlingen min of meer aan elkaar gewaagd zijn en het vertoonde gedrag een uitnodigend karakter heeft om iets terug te geven vanuit een onschuldige sfeer. Het gaat dan om een prikkelend spelletje, dat door geen van de betrokkenen als bedreigend of echt vervelend wordt ervaren.
Er is sprake van een pedagogische waarde: door elkaar eens uit te dagen leren leerlingen heel goed om met allerlei conflicten om te gaan. Dat is een vaardigheid die later in hun leven van pas komt bij conflicthantering, waar iedereen in zijn leven mee te maken krijgt.
Het specifieke van pesten is gelegen in het bedreigende en vooral systematische karakter. We spreken van pestgedrag als de veiligheid van de omgeving van een kind wordt aangetast. De inzet van het pestgedrag is altijd macht door intimidatie. Bij dit echte pestgedrag zien we ook altijd de onderstaande kenmerken terug bij een aantal betrokkenen.
Het gepeste kind
Het pesten kan komen door uiterlijke kenmerken, vertoond gedrag, manier waarop gevoelens worden beleefd en de manier waarop dat geuit wordt.
Hebben vaak een beperkte weerbaarheid.
Zijn niet in staat daadwerkelijk actie te ondernemen tegen de pestkoppen en stralen dit ook uit.
Vaak angstig en onzeker in de groep, durven weinig te zeggen of niets, omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden.
Voelen zich vaak eenzaam, hebben in hun omgeving geen vrienden om op terug te vallen.
Kunnen soms beter opschieten met volwassenen.
De pester
Lijkt populair te zijn, maar dwingt zijn populariteit af door te laten zien hoe sterk hij/zij is en wat hij/zij allemaal kan.
Het pestgedrag gaat hun gemakkelijk af, en krijgen anderen leerlingen mee bij het gedrag.
Hebben feilloos in de gaten welke leerlingen gemakkelijk aan te pakken zijn, hebben ze het mis gaan ze direct op zoek naar het volgende slachtoffer.
Er gaat een grote dreiging uit naar de gezamenlijke omgeving van de pester en het slachtoffer; je bent voor of je bent tegen me.
Het komt regelmatig voor dat de pester een leerling is die in een andere situatie zelf slachtoffer is of was.
Leert niet om zijn agressie op een andere manier te uiten.
Hebben op termijn last van hun pestgedrag. Door verkeerde en beperkte sociale vaardigheden hebben ze vaak moeite om vrienden op lange termijn te maken, vriendschap op te bouwen en te onderhouden op andere gronden dan die van macht en het delen van macht.
De meelopers en de andere leerlingen
De meesten zijn niet direct betrokken bij pesten in de direct actieve rol van de pester. Sommigen houden afstand of doen incidenteel mee. Dit zijn de “meelopers”.
Kenmerkend is de angst om zelf in de slachtofferrol te geraken.
Kan zijn dat ze het “meelopers-stoer-gedrag” interessant vinden en denken daarmee in de populariteit mee te liften.
Wanneer ze actiever gaan meepesten voelen ze zich minder betrokken en verantwoordelijk voor wat er met pesten wordt aangericht.
Het individueel denken wordt hierbij meer en meer naar achteren geschoven.
Er zijn ook leerlingen die niet merken dat er gepest wordt, of die niet willen weten dat er gepest wordt. Gepeste leerlingen kunnen hiervan last ondervinden.
Te verwachten problemen bij de aanpak van pesten
Bij het gepeste kind
Schaamt zich vaak voor zijn gedrag, voldoet niet aan de normen die ouders graag terug zien.
Veel leerlingen zwijgen en vereenzamen.
Angst wordt groter, wanneer het pesten bespreekbaar wordt gemaakt met ouders. Hierdoor kan er in nog hogere mate gepest worden.
Bij de pester
Zijn machtsspel wordt bedreigd en moet dit ten koste van alles voorkomen.
Bij een duidelijk aanpak is de pester meestal net zo opgelucht als het gepeste kind. Er wordt immers aandacht besteed aan de onmacht om normaal met andere leerlingen om te gaan.
Het is goed om te weten dat andere leerlingen zich vaak schuldig voelen, omdat ze niet op kunnen komen voor het slachtoffer door actief te helpen of een volwassene te hulp roepen.
Bij de ouders
Hebben vaak moeite om hun kind terug te zien in de rol van meeloper, pester of het gepeste kind.
Een pester op school hoeft zich in de thuissituatie niet als pester te manifesteren, maar vaak zijn er wel signalen als:ruzietjes op school
niet mee mogen naar een kinderfeestje
buiten schooltijden weinig contact met anderen kinderen uit zijn klas
Sommige ouders zien de ernst van de situatie onvoldoende in. Ze vertalen het pestgedrag van hun kind in weerbaar gedrag.
Ouders kunnen het pestgedrag ook zien als onschuldige kwajongensstreken.
Ouders moeten vaak doordrongen worden van het ongewenst karakter voor alle betrokkenen van het vertoonde gedrag.
Pesten op school, hoe gaan wij hiermee om?
Uitgangspunten:
Als pestgedrag plaatsvindt, ervaren we een probleem op onze school zowel voor de leerkrachten als de ouders, de leerlingen, de gepeste leerlingen, de pesters en de ‘zwijgende’ groep leerlingen.
De school heeft een inspanningsverplichting om pestgedrag te voorkomen en aan te pakken door het scheppen van een veilig pedagogisch klimaat waarbinnen pesten als ongewenst gedrag wordt ervaren en in het geheel niet geaccepteerd wordt.
Leerkrachten moeten tijdig inzien en alert zijn op pestgedrag in algemene zin. Indien pestgedrag optreedt, moeten leerkrachten duidelijk actie ondernemen tegen dit gedrag. Van de overblijfouders verwachten we dat ze signalen doorgeven aan de betreffende leerkracht.
Wanneer pesten, ondanks alle inspanningen weer optreedt, voert de school de uitgewerkte procedure uit.
Dit pestprotocol wordt door het hele team, de leerlingen, de mr, de ouderraad vastgesteld. Alle ouders kunnen dit protocol lezen in de schoolgids en op onze website (www.opdetienbunder.nl).
Wanneer het probleem niet het gewenste resultaat oplevert dan is de inschakeling van een vertrouwenspersoon nodig. De vertrouwenspersoon kan het probleem onderzoeken, deskundigen raadplegen en de directie of bevoegd gezag adviseren. Deze taak ligt op onze school bij de ib-ers van onder- en bovenbouw.
Wat doen we om duidelijk afspraken te maken met elkaar?
De leerkracht bespreekt met de leerlingen aan het begin van het jaar de cirkel met de “omgangsregels”.
Gedurende de eerste weken van het schooljaar worden door middel van de methode Leefstijl en de omgangsregels, de groepsregels vastgesteld met leerkracht en zijn leerlingen. De regels worden genoteerd op de stroken die onder de cirkel hangen.
Door gebruik te maken van de methode Leefstijl komen onderwerpen als veiligheid, omgaan met elkaar, omgaan met verschillen, aanpak van ruzie’s etc. in alle groepen aan de orde. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende samenwerkingsvormen.
Het voorbeeld van de leerkrachten (en thuis van de ouders) is van groot belang. Er zal minder gepest worden in een klimaat waar duidelijkheid is over de omgang met elkaar.
Leerlingen, leerkrachten, directie en ouders zorgen gezamenlijk voor de bewaking van een goed pedagogisch klimaat, waarbij de nadruk gelegd wordt op het positief reageren naar elkaar.
1 keer per twee schooljaren zal er in de groepen 5 t/m 8 een sociale vragenlijst afgenomen worden. Deze vragenlijst is anoniem. Door middel van deze lijst kunnen we conclusies trekken ten aanzien van aanwezigheid van mogelijk pestgedrag of signalen die hiertoe kunnen leiden.
De belangrijkste regels van het pesten luiden:
Kinderen, ouders en school: Wordt er gepest, praat er dan thuis en op school over.
Houd het niet geheim!!
Samen zijn we verantwoordelijk voor de goede sfeer in de groep en op school.
Als je wilt dat een ander stopt met “iets” dat jij niet wilt, dan zeg je Stop!
Wat doen we als er gepest wordt?
Stap 1:
Er eerst zelf (en samen) uit proberen te komen met behulp van de ‘stopmethode’ (= de 4 stappen van Marietje Kessels)*.
Op het moment dat een van de leerlingen er niet uit komt heeft deze de plicht het probleem aan de meester of juf voor te leggen. De leerkracht maakt vervolgens een afspraak met de leerlingen om er in een later stadium op terug te komen.
Op groepsniveau kan de leerkracht aandacht hieraan besteden door het inzetten van de pestposters van ‘Kids tegen Geweld’.
de 4 stappen van het Marietje Kessels-project zijn:
Stap 1 – Zeg duidelijk dat je het niet wilt.
Stap 2 – Zeg boos dat je het niet wilt.
Stap 3 – Waarschuw de ander.
Stap 4 – Doe waarvoor je gewaarschuwd hebt.
Stap 2:
De leerkracht brengt de partijen bij elkaar voor een verhelderend gesprek en probeert samen met hen de ruzie of pesterijen op te lossen en (nieuwe) afspraken te maken.
Er wordt hierbij gebruik gemaakt van de win-winmethode. Hieronder verstaan we dat wij de leerlingen eerst de kans geven om zelf hun conflicten op te lossen. De leerkracht neemt aanvankelijk een neutrale positie in (niet bevoordelend). De oplossing van het conflict moet in redelijke mate tegemoet komen aan de wensen van de betrokkenen. Als de oplossing voor beiden goed is, dan spreken we van een win-winoplossing.
Stap 3:
Bij herhaaldelijk ruzie/pestgedrag neemt de leerkracht duidelijk stelling in en houdt een gesprek met de leerling die pest/ruzie maakt. De fases van bestraffen treden in werking (zie bij consequenties).
Ook wordt de naam van de ruziemaker/pester op een pestregistratieformulier genoteerd. Bij iedere melding omschrijft de leerkracht ‘de toedracht’. Bij de derde melding worden de ouders op de hoogte gebracht van het ruzie/pestgedrag. Vóór het gesprek geven we de ouders het advies om het protocol eens door te lezen. Zo weten ze hoe wij op school omgaan met pestgedrag. Leerkracht(en) en ouders proberen in goed overleg samen te werken aan een bevredigende oplossing.
Consequenties die zijn besproken met de pester en die van belang zijn voor de rest van de groep worden besproken met de andere leerlingen, zodat ook voor hen duidelijk is dat we het pestgedrag niet tolereren.
De pestregistratieformulieren zullen in de zorgklapper van de groep worden opgeborgen. Indien nodig wordt het pestregistratieformulier in een vergadering besproken, zodat ook de rest van team op de hoogte is.
Consequenties
De leerkracht ziet dat een leerling wordt gepest (of de gepeste of medeleerlingen komen het bij hem/haar melden) en vervolgens leveren stap 1 tot en met 3 geen positief resultaat op voor de pester, gepeste- en medeleerlingen. De leerkracht neemt dan duidelijk stelling in. De aanpak is opgebouwd in 5 fases; afhankelijk hoelang de pester door blijft gaan met zijn/haar pestgedrag en geen verbetering vertoont in zijn/haar gedrag:
Fase 1
Een of meerdere pauzes binnen blijven, wanneer het pestgedrag in deze tijd plaatsvindt. Dit na afspraak met ouders. De leerling krijgt een plaats aangewezen bij een leerkracht of op de stoelen in de gang. De leerling mag niet alleen in het lokaal achterblijven.
Nablijven tot alle leerlingen naar huis vertrokken zijn, wanneer het pestgedrag op zulke momenten plaatsvindt. Dit na afspraak met ouders.
Een schriftelijk opdracht over de toedracht en zijn of haar rol in het pestprobleem.
Door gesprek: bewustwording van wat hij met de gepeste leerlingen uithaalt.
Afspraken maken met de pester over gedragsveranderingen. De naleving van deze afspraken komen aan het einde van iedere week (voor een periode) in een kort gesprek aan de orde.
Een (tweede) evaluatiegesprek met ouders (en leerling) naar aanleiding van de gemaakte afspraken uit het vorige gesprek.,
Fase 2
Een gesprek met de ouders (en leerling), als voorgaande acties en eerder gesprekken met ouder op niets uitgelopen zijn. De medewerking van de ouders wordt nu nadrukkelijk gevraagd, om een einde aan het probleem te maken. De school heeft alle activiteiten vastgelegd op het pestregistratieformulier en de school heeft al het mogelijke gedaan om een einde te maken aan het pestprobleem.
De interne begeleider is bij dit gesprek aanwezig.
Fase 3
Bij aanhoudend pestgedag kan deskundige hulp worden ingeschakeld van het zorgteam.
De interne begeleider blijft betrokken en coördineert.
Fase 4
Bij aanhoudend pestgedrag kan er voor gekozen worden om een leerling tijdelijk buiten de groep te plaatsen, binnen de school.
De directie wordt ingeschakeld en coördineert.
Fase 5
In extreme gevallen kan een leerling geschorst of verwijderd worden. De school heeft hiervoor een schorsings- en verwijderingsbeleid.
De directie initieert.
De begeleiding
De gepeste leerlingen:
Medeleven tonen en luisteren en vragen: hoe en door wie er wordt gepest.
Nagaan hoe de leerling zelf reageert, wat doet hij/zij voor, tijdens en na het pesten.
Huilen of heel boos worden is vaak een reactie die pestgedrag oproept. De leerlingen in laten zien dat je op een andere manier kunt reageren (negeren, stopmethode).
Zoeken en oefenen van een andere reactie bijvoorbeeld je niet afzonderen.
De gepeste leerling in laten zien waarom een leerling pest.
Nagaan welke oplossing de leerling zelf wil.
Sterke kanten van de leerlingen benadrukken.
Belonen als de leerling zich anders/beter opstelt.
Praten met de ouders van de gepeste leerling.
De gepeste leerling niet te veel beschermen. Hiermee plaats je de gepeste leerling juist in een uitzonderingspositie, waardoor het pesten nog toe kan nemen.
De pester:
Praten; zoeken naar de reden van het ruzie maken/pesten.
Laten inzien wat het effect is van zijn/haar gedrag.
Excuses laten aanbieden.
In laten zien welke sterke (leuke) kanten de gepeste leerling heeft.
Straffen als de leerling wel pest / belonen als de leerling zich aan de regels houdt.
Leerlingen leren niet meteen kwaad te reageren, leren beheersen, de ‘stop-eerst-nadenken-houding’ of een andere manier van gedrag aanleren.
Contact tussen de ouders en school; elkaar informeren en overleggen. Inleven in de leerling; wat is de oorzaak van het pesten?
In overleg met de interne begeleider hulp inschakelen.
Medeleerlingen:
De leerlingen middels gesprekken bewust maken van de invloed die ze (kunnen) hebben ten aanzien van het voortbestaan of het stoppen van het pestgedrag.
De leerlingen stimuleren om voor zichzelf op te komen.
De leerlingen stimuleren om voor een ander op te komen.
De sterke kanten van de gepeste leerling benadrukken.
Samen spelen en samenwerken met de gepeste leerlingen stimuleren door bijvoorbeeld voor de pauze een buitenspeelplan te maken (wie speelt met wie, wat en waar).
Leerlingen aanspreken op hun verantwoordelijkheid voor het behoud van een goede sfeer in de groep.
Herhalen van de school- en groepsregels.
Benadrukken dat leerlingen verschillend mogen zijn.
Adviezen aan de ouders
De gepeste leerlingen
Houd de communicatie met uw kind open, blijf in gesprek met uw kind.
Als pesten niet op school gebeurt, maar op straat, probeert u contact op te nemen met de ouders van de pester(s) om het probleem bespreekbaar te maken.
Pesten op school kunt u het beste met de leerkracht bespreken.
Door positieve stimulering en zgn. schouderklopjes kan het zelfrespect vergroot worden of weer terug komen.
Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport.
Steun uw kind in het idee dat er een einde aan het pesten komt.
De pester
Neem het probleem van uw kind serieus.
Raak niet in paniek: elk kind loopt kans pester te worden.
Probeer achter de mogelijke oorzaak te komen.
Maak uw kind gevoelig voor wat het anderen aandoet.
Besteed extra aandacht aan uw kind.
Stimuleer uw kind om deel te nemen bij een club.
Corrigeer ongewenst gedrag en benoem het goede gedrag van uw kind.
Maak uw kind duidelijk dat u achter de beslissing van school staat.
Andere ouders
Neem de ouders van het gepeste kind serieus.
Stimuleer uw kind om op een goede manier met andere kinderen om te gaan.
Corrigeer uw kind bij ongewenst gedrag en benoem het goed gedrag.
Geef zelf het goede voorbeeld.
Leer uw kind voor anderen op te komen.
Leer uw kind voor zichzelf op te komen.